Terug
7 december 2020

Huilende verplegers, klappende mensen en een vuurwerkverbod omdat de zorg domweg ‘op’ is. Meer dan ooit staat de Nederlandse zorg in zijn totaliteit in de schijnwerpers. Wat we zien, bevalt niet iedereen. Daarom zijn veranderingen nodig. Gelukkig zijn de innovaties die de druk van de ketel kunnen halen, al volop in ontwikkeling.


Toen ik voor mijn studie Biomedische Wetenschappen meeliep in het Leids Universitair Medisch Centrum, kwam ik ogen tekort. Hier werken zeer gespecialiseerde onderzoeksgroepen die worden beschouwd als de wereldtop binnen hun discipline. Hier wordt de zorg van de toekomst ontwikkeld. Tegelijkertijd zag ik hoe weinig deze zorginnovatie leek door te sijpelen naar de voorkant van het ziekenhuis; de kliniek, laat staan bij de reguliere ziekenhuizen of andere lijnen van de zorg.

Inmiddels, jaren later, hou ik me nog steeds bezig met zorginnovatie. Als adviseur innovatief ondernemerschap bij KplusV specialiseer ik me onder meer in zorginnovatie. Vanuit die rol betoog ik in dit stuk welke drie belangrijke transities nodig zijn binnen de gehele Nederlandse zorg. Dat is zeker geen uitputtend overzicht. Ook ga ik niet in op de uitdagingen van individuele innovatieve zorgondernemers, waarover je in dit artikel en dit interview meer leest.

Met de coronacrisis staat het totale Nederlandse zorgsysteem weer volop in de schijnwerpers. Daaruit blijkt vooral hoe gevoelig het systeem is en hoe klein de marges zijn. Ons zorgsysteem staat onder druk. En zeker niet alleen het onze; ook andere ontwikkelde economieën zitten in een voortdurende spagaat van kosten en capaciteit. In Nederland zijn de jaarlijkse zorgkosten ongeveer € 100 miljard, 1/10de van het BBP. De verwachting is dat bij ongewijzigd beleid de zorgkosten zullen doorgroeien naar 1/5de van het BBP in 2060. Hiernaast werkt momenteel ongeveer 1/7de van de werkende bevolking in het zorgsysteem. Naar verwachting groeit dat aantal tot 1/4de in 2050. Gecombineerd met hoge werkdruk onder zorgprofessionals en een vergrijzende bevolking is er duidelijke behoefte aan innovatie. Hoe een digitale transformatie hieraan kan bijdragen, beschrijf ik hieronder.

Digitalisering van het zorgsysteem vindt plaats op vele manieren. Van de ontwikkeling van elektronische patiëntdossiers tot AI-gestuurde diagnoses die veel nauwkeuriger zijn dan de huidige menselijke beoordeling. Ook digitaal vooronderzoek en toegepaste sensortechnologie maken al volop hun opwachting. Bij noodzakelijke verandering van de zorg zie ik drie voorname transities.

Digitale efficiëntieslag

Een eerste transitie is de overgang naar de inzet van digitale systemen voor automatisering en het maken van een efficiëntieslag. Veel routinematige zorgstappen kunnen geautomatiseerd worden, waardoor de zorgprofessional een meer controlerende en minder intensieve rol vervult. Zo kunnen simpele keuzes automatisch worden voorbereid en wordt de zorgprofessional ingezet voor belangrijke keuzes, waarbij het instinct van de arts (de human factor) nog tot zijn recht komt of waar persoonlijke interactie nodig is.

Hoewel automatisering van de zorg spannend klinkt, omdat de dokter de controle uit handen geeft aan een systeem, vindt deze transitie al vele jaren plaats. Het IC-bed is tegenwoordig omringd door geautomatiseerde systemen tijdens de steady state van de patiënt. Pas als er van deze status wordt afgeweken, is een menselijke hand vereist. Technologisch is daar nog veel meer uit te halen in de rest van het zorgsysteem en vooral bij minder kritische zorg.

Bij automatisering van het zorgsysteem moet je zeker niet alleen denken aan afdelingen waar patiëntcontact plaatsvindt. Juist in achterliggende en aanvullende afdelingen draagt automatisering bij aan betere en efficiëntere zorg. Veel processen in laboratoria bestaan uit repetitieve en gestandaardiseerde stappen die veelal handmatig worden verricht en veel ziekenhuisapothekers ervaren dan ook RSI-verschijnselen door de veelvuldig herhaalde werkzaamheden. Beide zijn goede voorbeelden waar automatisering en robotisering volkomen logisch is.

Empower de ‘nuldelijnszorg’

Het Nederlandse zorgsysteem werkt op basis van zogeheten lijnen. Met de eerste lijn heb je als zorgconsument vaak als eerst bewust contact. Het gaat dan om je huisarts, fysiotherapeut, tandarts of apotheker. De meer intensieve, specialistische zorg bevindt zich in de tweede lijn en is beschikbaar na doorverwijzing door de huisarts. Deze zorg wordt geboden in ziekenhuizen, poliklinieken en andere specialistische behandelcentra. Onder deze eerste en tweede lijn bevindt zich echter nog de ‘nuldelijnszorg’. De nuldelijnszorg is de basiszorg, die beschikbaar is zonder dat je er om vraagt. Hieronder vallen bijvoorbeeld landelijke onderzoeken, maar ook een sociaal systeem van buurtzorg, preventie en sociale controle.

De druk op het zorgsysteem ligt momenteel sterk bij de tweede en eerste lijn zorg, terwijl de nuldelijnszorg een wereld te winnen heeft. In zijn algemeenheid moet meer van onderaf worden voorkomen dan van bovenaf worden opgelost. De eerste lijn moet, waar mogelijk, meer van de tweede lijn opvangen, terwijl de nuldelijnszorg de algehele toestroom van het zorgsysteem beperkt door goede monitoring en preventie. Goede (digitale) monitoring in de nulde lijn haalt bijvoorbeeld veel diagnostisch werk weg bij de eerste lijn.

Een voorbeeld van verschuiving van de tweede lijn naar eerste lijn is het toegankelijk maken van complexere (digitale) onderzoeken voor huisartsen, zodat een doorverwijzing naar de tweede lijn niet meer nodig is. Tegelijk bestaat een robuustere nulde lijn uit bredere preventieprogramma’s voor bijvoorbeeld diabetes en andere programma’s waarmee via gedrag een beroep op intensieve zorg kan worden voorkomen of beperkt.

Tenslotte vindt er de ontwikkeling plaats van een nieuwe lijnzorg, die we de halve lijn noemen. Dit is een prachtige combinatie tussen sociale controle en eerstelijnszorg. Zo worden er netwerken opgezet waarin de patiënt centraal staat en waar data van de huisarts, thuiszorg, familie, buurt en digitale data worden gecombineerd om hoogwaardige, efficiënte en persoonlijke zorg te bieden.

Brede inzetbaarheid personeel

De derde transitie is een bredere inzetbaarheid van zorgpersoneel. Het huidige zorgpersoneel is hoog gespecialiseerd, waardoor het vaak wenselijk is om slechts op de eigen afdeling te kunnen draaien. Dit zorgt ervoor dat je als patiënt altijd hoogwaardige zorg kunt verwachten, maar heeft als keerzijde dat het systeem erg stressgevoelig is. Dit is pijnlijk duidelijk geworden tijdens de coronacrisis: het zorgsysteem vangt grote capaciteit veranderingen van afdelingen moeilijker op.

Digitalisering van huidige zorgprocessen kan lijden tot een bredere inzetbaarheid van zorgpersoneel. Door het grote aantal processen en richtlijnen is het momenteel moeilijk voor een zorgprofessional om op een andere afdeling in te vallen. Wanneer de zorgprofessional makkelijker toegang en inzicht krijgt tot deze richtlijnen en processen meer geautomatiseerd worden, zal de inzet veel breder en flexibeler kunnen worden. Zo kunnen tekorten bij de ene afdeling worden opgevangen door andere afdelingen. Dit leidt tot een flexibeler en stressbestendiger zorgsysteem, met minder werkdruk en uitval.

Meer weten?
Deel